Mediageweld en kinderen

Welke invloed heeft mediageweld op de jeugd? Mediageweld en kinderen van auteur Peter Nikken geeft een genuanceerd en concreet antwoord op die vraag. De confrontatie met mediageweld brengt risico's voor kinderen en jongeren met zich mee, maar die risico's zijn afhankelijk van het kind, de omstandigheden en het type mediageweld. 

Peter Nikken geeft een toegankelijk overzicht van het internationale onderzoek naar jeugd, geweld en media in de afgelopen tien jaar. De auteur behandelt het geweld op televisie en in films en gaat in op de mogelijke effecten van gewelddadige games en het geweld in het nieuws of op internet.

Mediageweld en kinderen is het eerste boek dat de ontwikkelingsfasen van kinderen als mediaconsument beschrijft en de consequenties daarvan voor de invloed van mediageweld. Daarnaast gaat de auteur uitvoerig in op de rol die de media, het onderwijs en de ouders in de mediaopvoeding kunnen vervullen.

De risico’s van mediageweld

Het vele onderzoek naar de invloed van mediageweld op kinderen en jongeren heeft uitgewezen dat beelden van gewelddadigheden op televisie, in films en in computerspelletjes meerdere typen effecten teweeg kunnen brengen. Het is derhalve onzinnig om te vragen wat ‘de’ invloed van geweld in de media is, omdat een en dezelfde soort mediageweld tot verschillende effecten met verschillende intensiteiten kan leiden. In het algemeen kunnen beelden van geweld in de media tot drie soorten effecten leiden:

  • emotionele effecten
  • houdingseffecten
  • gedragseffecten

De drie typen invloeden zijn in onderzoek aangetroffen bij jongere kinderen, maar ook bij oudere kinderen, pubers en studenten. Bovendien kunnen de effecten veroorzaakt worden door geweld in gedramatiseerde mediaproducties, zoals in films, series en computerspelletjes, als door geweld in realistische media-uitingen, zoals de nieuwsberichtgeving . Er zijn zelfs aanwijzingen dat educatieve programma’s mogelijk een negatieve uitwerking kunnen hebben op kleuters.

Voor het onderzoek naar de effecten van het geweld in de media is het dan ook van belang dat wetenschappers hun aandacht breed verdelen over alle media. Tot nu toe heeft het onderzoek naar mediageweld zich vooral toegespitst op het gespeelde geweld, met name televisie en games. 


Welke kinderen lopen risico?
Veel studies hebben uitgewezen dat mediageweld tot emotionele, houdings- en gedragseffecten kan leiden bij kinderen van verschillende leeftijden. Lees verder..

Wat kunnen opvoeders doen?

Het gegeven dat interventies van ouders , blijkens het onderzoek, effectief kunnen zijn betekent niet dat ouders zich in de praktijk van alledag ook daadwerkelijk sterk met het mediagedrag van hun kinderen bemoeien. Meerdere studies wijzen uit dat ouders niet overdreven veel aandacht aan de bewuste mediaopvoeding lijken te geven. Het samen bekijken van televisieprogramma’s door ouders en kinderen komt nog wel redelijk vaak voor, maar de toepassing van de actieve mediabegeleidingstrategieën en het samen spelen van games of het samen internetten is nauwelijks gebruikelijk.

Redenen voor de matige inmenging van ouders zijn onder andere de versnelde en de sterker gemedialiseerde samenleving waardoor kinderen en ouders steeds meer in een eigen mediawereld verkeren. Kinderen beschikken steeds meer over hun eigen media (televisie, computer, videogameconsole, mobieltje) in hun eigen leefomgeving (zoals de slaapkamer).

Het is voor ouders daardoor steeds moeilijker om de traditionele rol te vervullen van ‘poortwachter’ van de informatie en communicatie die op kinderen afkomt. Wellicht dat mede daarom de vraag van opvoeders naar bruikbare informatie over mediaopvoeding en het mediagebruik van kinderen de laatste jaren is toegenomen. Dat kan uitgelegd worden als een bewijs voor een meer mondige en zelfstandig informatiezoekende ouder.

De slag die nu gemaakt moet worden is het zodanig informeren van de ouders dat zij hun kinderen (weer) zo optimaal mogelijk gaan begeleiden bij het mediagebruik waardoor de risico’s op geweldeffecten worden verminderd.

Een adviescommissie voor de overheid constateerde onlangs dan ook dat de groep ouders die zelf actief op zoek gaat naar informatie, vaak al een redelijk adequaat besef van het vraagstuk van geschiktheid of schadelijkheid van mediaproducties heeft. Ook weten zij redelijk goed hoe zij bepaalde regels rondom het mediagebruik door hun kinderen kunnen hanteren.

De groep ouders waarbij een dergelijk kennisniveau niet aanwezig is, vormt de eigenlijke uitdaging voor de informatieverstrekkers. Een van de wijzen waarop die uitdaging aangegaan kan worden is volgens de commissie om mediawijsheid breder uit te zetten dan alleen via het onderwijs; ook de ouderkindcentra, consultatiebureaus, centra voor jeugd en gezin, de jeugdzorg, het maatschappelijk werk en dergelijke moeten een rol gaan spelen.